Zijn mentor James Joyce
Zoals reeds vermeld was James Joyce, een van de belangrijkste schrijvers van de twintigste eeuw, een belangrijke inspiratiebron voor Samuel Beckett.
James Joyce werd in 1882 in Dublin geboren in een welgestelde katholieke familie. Door het wanbeheer van de financiële middelen door de vader van Joyce kwam het gezin echter in armoede terecht. Later zou Joyce hierin zijn inspiratie vinden voor heel wat van zijn werken.
Gepassioneerd door alles wat met schrijven te maken had, ging James Joyce literatuur studeren aan het University College in Dublin. Na zijn studies, in 1902, besloot hij schrijver te worden. Samen met het kamermeisje Nora Barnacle vertrok hij in 1904 naar Triëst, in Italië, waar hij naast zijn carrière als schrijver, ook lesgaf aan de Berlitzschool. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verhuisde James Joyce met zijn gezin naar Zwitserland, waar hij aan zijn meesterwerk ‘Ulysses’ begon. Vanaf 1920 vestigde hij zich permanent in Parijs, waar hij kennis maakte met Samuel Beckett. Toen de Tweede Wereldoolog uitbrak moest het gezin weer verhuizen naar Zwitserland. James Joyce stierf er in 1941.
Zijn bekendste werk, de roman Ulysses, verscheen in 1922 en wordt, samen met het gedicht ‘The Waste Land’ van T.S. Eliot, gezien als het bekendste werk uit de modernistische literatuur. Ulysses is een vrij complex boek en een van de meest bestudeerde werken aller tijden. Niettegenstaande het belang van het boek in de literatuur, is het een heel ontoegankelijk boek. Velen zijn er uit nieuwsgierigheid aan begonnen, maar slechts weinig mensen hebben dit boek tot het einde kunnen uitlezen.
Op het eerste gezicht heeft het boek geen enkele structuur. Lezers die het aankunnen, slagen er echter toch in de verborgen structuur, die Joyce op een bijzondere manier in het boek heeft verwerkt, terug te vinden. De hoofdstukken verwijzen naar de Odyssee van Homerus. Tijdens het schrijven van het boek verschenen in het Amerikaanse tijdschrift ‘The Little Review’ af en toe passages uit het boek. Echter, na het verschijnen van het dertiende hoofdstuk, die volgens de autoriteiten van toen ‘obsceen materiaal’ bevatte, kwam er in 1921 een publicatieverbod op het boek. Dit publicatieverbod werd in 1933 opgegeven.